In 2014 opende de Limburgse dichter Wiel Kusters het Prinsjesfestival met zijn Prinsjesgedicht Maar als, dat hij speciaal voor de gelegenheid schreef.

Maar als

Maar als die gouden koets nu eens
een levensgrote bakfiets was,
drie kinderen voorin?

’t Was niet het eind van Nederland,
maar ook geen nieuw begin.

We schreven er vijf namen op,
een hele mooie zin.

En wat te denken van de vlag?

Als die hier niet te wapperen hing,
dat vrolijk rood-wit-blauw –
de wind had er geen hinder van,
hij speelde met het touw.

Maar hadden wíj daar dan iets aan?

’t Verveelde ons algauw.

En als je het Wilhelmus zingt,
met woorden die je half begrijpt,
met anderen tegelijk –
je hoort hoe vroeger later wordt,
wat is de toekomst rijk.

Het leven stroomt van oud naar nieuw,
traditie is een dijk.